‘Een jaar of tien geleden werd op de stroke unit een vrouw opgenomen met uitvalsverschijnselen. Ze was docent, gaf les in Amsterdam. Op de tweede ochtend van de opname sprak ik met haar. Ze zei: “Wat fijn dat jij nu begint over wie ik ben en wat voor werk ik doe. Daardoor voel ik me niet alleen patiënt.” Dat vond ik zo’n mooi compliment. Ik vind het heel belangrijk om de mens achter de patiënt te zien.'
'Een goede verpleegkundige is om te beginnen iemand die kundig is. Die weet wat hij aan het doen is. Dat vereist een bepaalde kennis en beheersing van vaardigheden. Maar zijn of haar attitude is net zo belangrijk. Je moet als verpleegkundige goed kunnen intunen bij de patiënt, cliënt, bewoner. De ander op zo’n manier kunnen ondersteunen, dat die zich gehoord en gezien voelt en zichzelf kan blijven. Mijn docentschap heeft me er bewust van gemaakt dat tachtig procent van je werk bestaat uit communicatie. Zonder enige vorm van communicatie een blaaskatheter inbrengen kan echt niet.
Verder is het belangrijk dat je als verpleegkundige een goed beeld hebt van de gezondheidszorg in Nederland en van het gehele zorglandschap, zodat je begrijpt waar in dit landschap jouw patiënt zich bevindt. Gaat jouw patiënt met een darmstoma na de ziekenhuisopname terug naar de instelling voor mensen met een verstandelijke beperking? Zijn de zorgverleners in die instelling daar voldoende voor toegerust? Je moet zorgen dat de situatie waar de patiënt na de opname naar terugkeert goed is voorbereid. “Succes ermee” is niet genoeg. Een goede continuïteit van zorg vraagt erom dat je weet wat er in die situatie nodig is en wat jij daarin kunt doen. Dikwijls is het ziekenhuis maar een heel klein onderdeel van de totale zorgverlening.
"Je moet als verpleegkundige de patiënt op zo’n manier ondersteunen dat die zich gehoord en gezien voelt en zichzelf kan blijven."
Tenslotte heeft een goede verpleegkundige zijn voor mij ook te maken met maatschappelijke verantwoordelijkheid. Verpleegkundige ben je voor het leven. Daarmee bedoel ik niet dat het een roeping is, want hoewel je wel een bepaalde feeling moet hebben, vereist dit vak vooral een gedegen achtergrond en een stevige basis van kennis en vaardigheden. Maar anders dan bij sommige andere beroepen heb je als verpleegkundige een maatschappelijke functie, een verantwoordelijkheid die zich uitstrekt voorbij het werk. Wat mij betreft ben je ook in de sportschool of op straat verpleegkundige.’
In Jeroens loopbaan vormen opleiden en opgeleid worden een rode draad. ‘Ik ben heel nieuwsgierig en wil mezelf blijven ontwikkelen.’ Na de opleiding tot verzorgende IG stroomde hij met een aantal studiegenoten door naar niveau 4. En een half jaar na zijn aanstelling op de afdeling neurologie en neurochirurgie bij het Slotervaartziekenhuis kreeg hij de vraag of hij de specialisatie neuroverpleegkundige wilde doen. ‘Die kans greep ik aan. Neurologische aandoeningen zijn heel ongrijpbaar. Als ik nachtdienst had en voor een comateuze patiënt moest zorgen, vroeg ik me af waar ik nu eigenlijk precies op moest letten. Ik had soms het gevoel dat ik maar wat deed. Door de opleiding ging ik dat steeds beter snappen, leerde ik bewust handelen in plaats van aangeleerde trucjes uitvoeren.’
"Er zijn voor iemand betekent een connectie maken, even tijd te nemen, een grapje te maken, iemand gerust te stellen en een bepaalde sfeer van ontspanning te creëren."
Na drie jaar als verpleegkundige te hebben gewerkt, wilde Jeroen weer verder. ‘Ik voelde dat er meer in me zat, had behoefte aan uitdaging en complexiteit. Dat was voor mij de reden om aan de opleiding tot docent te beginnen. Inmiddels combineer ik al een flink aantal jaren vier dagen docentschap met een dag werken als verpleegkundige – tijdelijk wat minder, omdat ik de master Leren & Innoveren volg.’ Waarom die master, wat ambieer je, vraag ik aan Jeroen. ‘Het volgen van een opleiding helpt mij om me te blijven ontwikkelen, meer uit mezelf te halen en nog beter te snappen waarom mensen doen wat ze doen en hoe bepaalde organisaties zijn opgebouwd. Ook de eerdere opleidingen hebben mij daarbij geholpen.’
‘Het is inmiddels tien jaar geleden dat ik met de opleiding tot docent ben gestart. Ik vind het leuk om docent te zijn. Nog meer dan in de verpleegkunde is geen dag hetzelfde. Ik ondersteun studenten in hun zoektocht naar wie ze zijn als mens en als verpleegkundige. Laatst kreeg ik een mailtje van een student die een collega had moeten reanimeren: “Jeroen, mag ik daar met je over praten?” Luisteren naar studenten, advies geven, hun proces in de gaten houden, helpen om impactvolle gebeurtenissen te verwerken, dat zijn belangrijke elementen in dit werk. Je hebt in principe vier jaar lang contact met een student, ziet hem of haar als zestienjarige puber binnenkomen en als volwassene met een diploma op zak vertrekken. Bijzonder vind ik dat.
De overeenkomst tussen mijn werk als docent en mijn rol als verpleegkundige is vooral: er zijn voor iemand. Connectie maken. Door even tijd te nemen, een grapje te maken, iemand gerust te stellen. Een bepaalde sfeer van ontspanning te creëren. Dat hoeft niet altijd veel tijd te kosten, vaak gaat het om iets heel kleins. Maar juist daarmee maak je wel het verschil voor de ander. Ik moet daar wel bij zeggen dat ik het geluk heb om vooral in de weekenden in het ziekenhuis te werken; dan ben je minder tijd kwijt aan overleg.’
Als kind wilde Jeroen iets met architectuur, misschien tuinarchitectuur. ‘Maar toen mijn oma in het ziekenhuis belandde – ik was vijftien – leek werken in een ziekenhuis me ook wel interessant. Zo’n wit pak, de medicijnen, de slangen. En na vijf weken vakantiewerk bij een hovenier wist ik het zeker: ik kies voor de zorg. Ook de tv-serie Medisch Centrum West speelde een rol in mijn keuze’, lacht hij. ‘Het menselijk lichaam fascineert me. Het werkt bijna feilloos. Als ik morgen weer voor de keuze zou staan, zou ik weer voor de zorg kiezen. Het is een mooie tak van sport. Je ontmoet allemaal mensen die je anders niet zou tegenkomen. Een man en vrouw gingen na vijfentwintig jaar eindelijk weer eens samen op vakantie. Toen ze op Schiphol stonden, kreeg hij een epileptisch insult. Hij werd door de collega’s van de ambulance naar het ziekenhuis gebracht, zij zeulde er met twee koffers achteraan. En terwijl hij op de stroke unit lag en nog half van de wereld was, was zij zó boos op haar man! “Gaan we eindelijk eens op vakantie, heb ik de zaak voor een hele week gesloten en nu dit! Waarom moest je uitgerekend nu je gewoonte doorbreken om elke dag een paar glazen alcohol te drinken?”’
Het boeit me hoe mensen in elkaar zitten. Iets werkt niet, wat ga ik doen om het wél te laten werken? Als twee mensen dezelfde aandoening hebben, waarom heeft de een er dan meer last van dan de ander? Een boeiende puzzel, waarbij het vooral belangrijk is om geen enkele aanname te doen over de persoon die je voor je hebt. Je moet open-minded blijven.’
Zorg beter voor elkaar
Volg ons